Skip to content

24.07 uitspraak

Kern

Verzoekster laat cosmetische ingrepen uitvoeren bij een plastisch chirurg (verweerder). Het betreft een face- halslift, ooglidcorrectie met browsuspension en behandeling met plasmafillers. Zij is nadien niet tevreden over het resultaat, de nazorg en de (lange) hersteltijd. Verzoekster stelt dat zij voorafgaand aan de behandeling onvoldoende geïnformeerd is over hetgeen zij mocht verwachten. Volgens verzoekster is er een hersteloperatie aan de orde om het beoogde resultaat alsnog te realiseren. Zij is echter het vertrouwen in verweerder kwijt en overweegt deze ingreep bij een andere cosmetische kliniek uit te laten voeren.

Er is geen sprake van verwijtbaar handelen door verweerder. De ingrepen zijn ongecompliceerd en naar behoren verlopen. Er is sprake van informed consent en calculated risk. Verzoekster is voorafgaand aan de ingrepen voldoende geïnformeerd en de kwaliteit van de nazorg en de hersteltijd is in lijn met hetgeen verzoekster had mogen verwachten. Het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen.

Samenvatting

Verzoekster kwam in de kliniek voor plastische chirurgie van verweerder voor cosmetische ingrepen; zij wenste een face- en halslift onder meer in verband met haar onderkin. Er heeft een (adviserende) intake plaats gevonden tussen verzoekster en verweerder waarbij tevens een mondelinge toelichting plaatsvond over de beoogde behandeling bestaande uit een face- en halslift, ooglidcorrectie met browsuspension en plasmafillers rond de mond. Verweerder heeft een en ander mondeling toegelicht en deze toelichting ondersteund aan de hand van een PowerPointpresentatie met resultaten van eerdere ingrepen die zijn verricht door verweerder teneinde een zo realistisch beeld te schetsen van hetgeen verzoekster kan verwachten en voorts ook de verwachtingen van verzoekster te toetsen. Er zijn voorts door verzoekster diverse formulieren getekend: behandelingsovereenkomsten voor de ingrepen, een intakeformulier, een gezondheidsvragenlijst en formulieren met de risico’s van de ingreep.

Het grootste deel van dit geschil gaat over de vraag of er sprake is van informed consent. Een zorgverlener dient op grond van artikel 7:448 lid 2 sub b BW de patiënt te informeren over wat de deze redelijkerwijs dient te weten over de te verwachten resultaten, gevolgen en risico’s voor de gezondheid van de patiënt bij de voorgestelde behandeling. Daarbij is de behandelaar niet verplicht de patiënt over álle mogelijke risico’s te informeren. Het noemen van een uitermate kleine kans op een gevolg van een medische behandeling kan de patiënt namelijk afschrikken, waardoor deze verward raakt en niet in staat is het relatieve karakter van een zeer kleine kans op de juiste waarde te schatten. In de rechtspraak wordt aangenomen dat de kans dat een complicatie zich voordoet die kleiner is dan 1% een uitermate kleine kans is zodat dit risico in beginsel niet aan de patiënt hoeft te worden meegedeeld.

Partijen verschillen van inzicht omtrent het detailniveau en de wijze waarop en mate waarin verweerder verzoekster heeft geïnformeerd omtrent de operaties en wat ze daarvan mocht verwachten. Door verzoekster wordt gesteld dat ze niet in voldoende mate is geïnformeerd en dat de resultaten van de ingrepen niet aan haar verwachtingen voldoen hetgeen verweerder verweten kan worden. Verweerder stelt dat hij verzoekster deugdelijk heeft geïnformeerd en daar ruimschoots voorafgaand aan de operaties de tijd voor heeft genomen. De verslaglegging in het dossier is echter beperkt omdat een en ander hoofdzakelijk mondeling is besproken met verzoekster met een verwijzing naar de uitgebreide informatie op de website van verweerder en de ondertekende stukken (o.a. behandelingsovereenkomsten).

De commissie moet beoordelen of verweerder aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Dit houdt in dat de zorgverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de zorgverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De commissie is van oordeel dat verweerder verzoekster voorafgaand aan de behandelingen er op had moeten wijzen dat er grote verschillen zijn tussen patiënten als het gaat om de kwaliteit van de huid en dat dit mede bepalend is voor het succes van de behandeling en dat pas tijdens de ingrepen precies kan worden gezien wat de kwaliteit van de huid is. Ook had verweerder naar het oordeel van de commissie naar verzoekster transparanter kunnen zijn over het feit dat verwachting management een ingewikkeld onderdeel is van cosmetische chirurgie. Voorts zou gedetailleerdere dossiervorming, betreffende onder meer welke informatie voorafgaand aan de behandeling is verstrekt, aangewezen zijn. Uit het handgeschreven dossier en uit de toelichting daarop door verweerder ter zitting blijkt niet dat hij verzoekster mondeling expliciet heeft geïnformeerd over mogelijke risico’s/neveneffecten van de voorgestelde behandeling.

In het kader van de beoordeling van de omvang van de informatieplicht heeft de commissie de volgende omstandigheden mee laten wegen. Via internet, ook via de site van verweerder is veel informatie – zowel geschreven als in beeldmateriaal – te vinden over de ingrepen die verweerder heeft verricht. Voorts heeft verweerder voorafgaand aan de ingrepen voldoende informatie gegeven over de te verwachten behandelresultaten. Daarnaast heeft verweerder er – voorafgaand aan de ingrepen – in de behandelingsovereenkomst schriftelijk nadrukkelijk op gewezen dat het cosmetisch resultaat niet van tevoren kan worden gegarandeerd. Verzoekster heeft ervoor getekend dat zij zich hiervan bewust van was. Met inachtneming van het hiervoor gestelde is de commissie van oordeel dat gesproken kan worden van informed consent.

De commissie is van oordeel dat verweerder– ondanks het feit dat verweerder beperkt aan de gedetailleerde dossiervorming zoals die geldt op grond van het vigerend Kwaliteitskader Cosmetische Zorg heeft voldaan – verzoekster in voldoende mate heeft geïnformeerd en dat niet is gebleken dat de zorgaanbieder zich onvoldoende voor de cliënte heeft ingespannen, of bij die inspanning een fout heeft gemaakt. De commissie baseert hierbij zich hierbij tevens op de duidingen zoals verwoord in het begrippenkader van NIVEL en Amsterdam UMC zie: https://www.onderzoekpatientveiligheid.nl/begrippenkader er is aldus sprake van een zogenoemd calculated risk; een bewust genomen en aan de behandeling gerelateerd risico of ingecalculeerd neveneffect waar verzoekster op is gewezen zoals in voldoende mate uit de overlegde stukken blijkt.

De commissie komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat dit geschilonderdeel ongegrond is. Ten overvloede merkt de commissie nogmaals op dat zij het door de zorgaanbieder opgestelde medische dossier van de cliënte summier acht.

Ten aanzien van de nazorg en de hersteltijd oordeelt de commissie als volgt. Zowel uit de hoorzitting verstrekte informatie als uit de overlegde stukken blijkt dat er diverse consulten zijn geweest naar aanleiding van de twee ingrepen en dat verzoekster een aantal laserbehandelingen heeft ondergaan. Ten aanzien van het verwijt dat er sprake is geweest van zeer lange hersteltijd geldt dat niet is gebleken dat deze langer is dan verzoekster mocht verwachten. In de informatie omtrent “risico’s bij een operatie” is verzoekster er onder meer op gewezen dat er sprake kan zijn van “vertraagde wondgenezing”. De commissie overweegt in dit kader dat genezing per patiënt kan verschillen, afhankelijk van de (persoonlijke) omstandigheden en dat ten algemene geldt dat verweerder geen invloed heeft gehad op de duur van de genezing. Voorts merkt de commissie op dat niet gebleken is dat door toedoen van verweerder de hersteltijd “onnodig” langer heeft geduurd dan verzoekster mocht verwachten. De commissie komt tot de conclusie dat (ook) dit geschilonderdeel ongegrond is.

Leerpunten zorgaanbieder

Leerpunt 1: de Geschillencommissie adviseert om de verslaglegging in het zorgdossier van een cliënte uitgebreider en eenduidiger na te leven. Hetzelfde geldt voor het vastleggen welke relevante behandelinformatie er verstrekt is, zowel mondeling als schriftelijk.

Leerpunt 2: de Geschillencommissie adviseert om de verwachtingen van een cliënt beter te toetsen en hiervan ook adequate verslaglegging te doen.

Back To Top