Verzoeker is gediagnosticeerd met een verstandelijke beperking, ASS en ADHD. Vanaf 8 november 2011 heeft hij een CIZ-indicatie voor verblijf, begeleiding inclusief dagbesteding, persoonlijke verzorging en behandeling op grond van de Wet langdurige zorg, het zorgzwaartepakket VG06. Verweerders vertegenwoordigen een kleinschalige zorgorganisatie, gespecialiseerd in onder meer individuele begeleiding en groepsbegeleiding die wordt geboden in de vorm van dagbesteding aan verschillende doelgroepen, zoals mensen met autisme of ADD – ADHD. Vanaf 27 augustus 2022 woont verzoeker in een chalet gelegen op het terrein van zorgaanbieder. De persoonlijke ondersteuning en begeleiding die verzoeker ontvangt zijn steeds betaald uit het PGB.
In de loop van 2023 begint verzoeker zich in toenemende mate te storen aan zijn woonomgeving. Daarnaast is hij niet tevreden met de geboden begeleiding. Daardoor ontstaat daardoor een vertrouwensbreuk tussen enerzijds verzoeker en zijn moeder en anderzijds zorgaanbieder. In de periode daarna is er geen begeleiding meer aan verzoeker verleend, omdat, aldus verweerders, verzoeker geen begeleiding meer wilde en niet openstond voor communicatie daarover.
Verweerders hebben daarop de zorgovereenkomst en later ook de huurovereenkomst beëindigd. Als reden voor de opzegging van de beide overeenkomsten wordt door verweerders in eerst instantie de strijdigheid van de locatie met het bestemmingsplan van de gemeente genoemd. Later onderbouwen verweerders de opzegging door aan te geven dat verzoeker continu weigerde zorg af te nemen en bleek de strijdigheid met het bestemmingsplan niet aan de orde. Eind 2023 hebben verweerders een alternatieve woon- en dagbestedingslocatie aangedragen. Deze is door verzoeker afgewezen.
Geschilonderdeel 1, onrechtmatig en onzorgvuldig opzeggen overeenkomst wonen en zorg, acht de commissie ongegrond, voor wat betreft de onrechtmatige opzegging en gegrond met betrekking tot de wijze waarop de opzegging heeft plaatsgevonden. De commissie stelt vast dat tussen partijen sprake is van een zogenoemde gemengde overeenkomst, hetgeen betekent dat de huurovereenkomst eindigt op het moment dat de zorgovereenkomst eindigt. Het structureel niet aanvaarden van de geboden zorg door verzoeker is naar het oordeel van de commissie een voldoende gewichtige reden voor verweerders om de overeenkomst rechtmatig op te kunnen zeggen. Wel is de commissie van oordeel dat daarbij grotere zorgvuldigheid betracht had moeten worden.
Geschilonderdeel 2, onzorgvuldige begeleiding: (a) onvoldoende frequente begeleiding (b) niet doelgerichte begeleiding naar zelfstandig wonen, acht de commissie ongegrond, aangezien uit de overlegde stukken naar voren komt dat verweerders met verzoeker een adequaat zorgplan zijn overeengekomen en dat hier invulling aan gegeven is. De commissie neemt voorts in overweging dat verzoeker zorg, bestaande uit begeleiding en ondersteuning, in het vrijwillig kader ontvangt en evenmin een mentor, bewindvoerder of curator had ten tijde van de klacht. Dit betekent dat de mogelijkheden van de zorgaanbieder om verzoeker tot het aanvaarden van zorg te bewegen, beperkt zijn en dat zorgaanbieder afhankelijk is van de medewerking van verzoeker om de zorg te kunnen verlenen.
Geschilonderdeel 3, verweerder heeft zich onvoldoende ingespannen voor vervangende woonruimte, acht de commissie ongegrond. Verzoeker heeft er zelf voor gekozen geen begeleiding meer af te nemen (zie ook geschilonderdeel 2) en daarom kan niet van verweerders verlangd worden alternatieve woonruimte te zoeken. Bovendien hebben verweerders in december 2023 een in hun ogen geschikte alternatieve zorginstelling aangedragen.
Ook geschilonderdeel 4, communicatie in relatie tot verzoeker, acht de commissie ongegrond aangezien niet bewezen kan worden dat de communicatie onvoldoende of inadequaat heeft plaatsgevonden. Verweerders stellen overigens tijdens de hoorzitting dat inderdaad communicatie via mail en Whatsappverkeer plaatsvindt, maar dat de zorgaanbieder ook veel direct contact heeft gehad met verzoeker over zijn begeleiding en de (evaluatie van de) zorgdoelen. Dit wordt door verzoeker niet weersproken.
Het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen aangezien daarvoor gelet op het voorgaande, een grondslag voor ontbreekt.