Cliënt woont in een kleinschalige zorginstelling waar zorg wordt geboden op grond van de Wet langdurige zorg via zorg in natura. Tussen zorgaanbieder en verzoekers ontstaat een geschil over de kwaliteit van de geleverde zorg; er is sprake van geen goede invulling van de dagbesteding, geen goede begeleiding, geen adequate behandeling en er was tweemaal sprake van een onzorgvuldig tot stand gekomen schorsing. Gebrekkige zorgverlening wegens het niet voldoende aansluiten bij de zorgvraag van cliënt. Schadevergoeding deels toegekend.
23.05 uitspraak
Kern
Samenvatting
Cliënt, een jongvolwassene, heeft een CIZ-indicatie voor 24-uurszorg voor “GGZ Wonen: beveiligd wonen vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding”. Tevens is er een indicatie voor meerzorg. Over laatstgenoemde is geen informatie overlegd. Hij verblijft bij de zorgaanbieder en ontvangt daar begeleiding, behandeling en dagbesteding. Onderdeel van de problematiek is o.a. het versmeren van zichzelf en zijn directe leefomgeving. Verweerster is bestuurder van de zorginstelling en tevens behandelend psychiater van cliënt. In het kader van het verblijf van cliënt is voor 2 periodes een zorgplan gemaakt namelijk voor de periode 6 februari 2022 tot en met 5 augustus 2022 en voor de periode 15 september 2022 tot en met 14 maart 2023. Beide zorgplannen zijn gedateerd op 3 oktober 2022. In het zorgplan dat betrekking had op de periode 6 februari 2022 tot en met 5 augustus 2022 zijn afspraken opgenomen ten aanzien van de begeleiding, meer expliciet aangaande de dagbesteding en algemeen dagelijkse levensverrichtingen. In het zorgplan dat betrekking had op de periode 15 september 2022 tot en met 14 maart 2023 is daarnaast een behandeling overeengekomen. Verzoekers hebben pas in oktober 2022 kennis genomen van het zorgplan, wel is dit eerder toegelicht. Schriftelijke evaluaties ontbreken.
De behandeling bestond uit behandeling door een GZ-psycholoog en behandeling door alle therapeuten werkzaam bij verweerster. Verweerster heeft bij herhaling aangegeven dat cliënt wel behandeling werd aangeboden echter dat hij hier niet altijd gebruik van maakte omdat cliënt in zijn bed bleef liggen.
Ouders van cliënt menen dat er geen sprake is van een goede invulling van de dagbesteding, geen goede begeleiding, geen adequate behandeling en tweemaal een onzorgvuldig tot stand gekomen schorsing. Cliënt heeft een onvoldoende uitdagende dagstructuur en een onvoldoende op zijn gedragsproblematiek afgestemd aanbod van begeleiding en behandeling. Hij wordt door de begeleiding overschat in de verantwoordelijkheid die hij kan dragen en hij wordt onvoldoende gemotiveerd om in actie te komen als het gaat om hetgeen afgesproken was in het zorgplan. Gebrek aan persoonlijke hygiëne en stimulans hiertoe vormt hier een groot onderdeel van. Naar aanleiding van een aantal incidenten is cliënt twee maal gedurende enige periode geschorst. Aanvankelijk had verweerster aangegeven dat cliënt in zijn geheel niet meer mocht terugkomen. Dit is gewijzigd in het niet welkom zijn in de avonden en weekeinden. Uiteindelijk heeft cliënt op 17 december 2022 zijn verblijf bij verweerster op eigen initiatief de zorgovereenkomst beëindigd.
Het verzoek tot schadevergoeding bestond uit enkele componenten: kosten die de ouders hebben moeten maken voor het direct opvangen van cliënt, kosten voor opnieuw aangeschafte kleding en linnengoed als gevolg van de zelfverwaarlozing, facturen die door de zorgaanbieder zijn verzonden aan cliënt en door de ouders gemaakte reiskosten. Een deel van de vordering is gehonoreerd op basis van redelijkheid en billijkheid.
De commissie constateert dat verweerster dagbesteding aanbood in enige vorm. Niet is gebleken dat de begeleiding aan verzoeker concreet aangaf wat te doen, hem in voldoende mate ondersteunde, hem actief daarin begeleidde en hem motiveerde indien nodig en aansloot op de behoefte van cliënt in lijn met hetgeen afgesproken was op grond van het zorgplan. Evenmin is gebleken dat de dagbesteding gevarieerd en voldoende uitdagend was zoals overeengekomen in het zorgplan. De commissie concludeert dat uit de CIZ-beschikking blijkt dat cliënt extreme gedragsproblematiek heeft waardoor hij is aangewezen op zeer intensieve begeleiding. In de CIZ-indicatie wordt tevens gesteld dat het risico op zelfverwaarlozing groot is bij het onder meer ontbreken van intensieve begeleiding met veel structuur. Dit komt ook tot uitdrukking in de zorgplannen waarin ten aanzien tot de hygiëne en het omgaan daarmee expliciet afspraken zijn gemaakt waarbij een stimulerende rol voor de begeleiding is afgesproken. De commissie constateert dat noch uit overlegde stukken noch uit de toelichting van verweerster tijdens de hoorzitting blijkt dat hier in voldoende mate invulling aan is gegeven. Ten aanzien van de behandeling concludeert de commissie dat de intensieve begeleiding waar cliënt op is aangewezen tevens inhoudt dat van verweerster verlangd mag worden dat deze cliënt actief motiveert en begeleidt om gebruik te maken van de aangeboden behandeling. De commissie constateert dat noch uit overlegde stukken noch uit de toelichting van verweerster tijdens de hoorzitting blijkt dat hier in voldoende mate invulling aan is gegeven. Verder is de commissie van oordeel dat in een situatie als de onderhavige de voor onbepaalde tijd gesloten zorgovereenkomst slechts kan worden opgeschort als daarvoor gewichtige redenen aanwezig zijn. De commissie is het niet met verweerster eens dat daar in deze zaak sprake van was. De commissie neemt daarbij in overweging dat verweerster ermee bekend is dat cliënt een indicatie heeft voor extreme gedragsproblematiek. De ouders hebben eerder suggesties gedaan om het ongewenst gedrag te voorkomen. Aan deze verzoeken is niet tegemoetgekomen noch zijn er andere (minder vergaande) maatregelen overwogen. De commissie concludeert dat de zorg zoals aangeboden door de zorgaanbieder onvoldoende aansloot bij de behoefte en zorgvraag van cliënt zoals afgesproken in het zorgplan. Verweerster bevestigt dat de mededeling met betrekking tot de schorsing kort voor het moment waarop deze is ingaan werd meegedeeld aan cliënt zonder enige vorm van vooraankondiging dan wel het verkennen van een redelijke termijn alvorens tot schorsing over te gaan of het doorlopen hebben van een stappenplan om alsnog tot een oplossing voor verzoeker te komen. De commissie is tot het oordeel gekomen dat alle geschilonderdelen gegrond zijn.
Leerpunten zorgaanbieder
Leerpunt 1 (m.b.t. het zorgplan):
De commissie adviseert een concreet geformuleerd zorgplan, tijdig en in gezamenlijkheid met de cliënt en diens vertegenwoordiger(s) op te stellen op basis van de beschikbare kennis en feiten en te bespreken met cliënt en (bij voorkeur) te laten ondertekenen door alle betrokken partijen. Op deze manier wordt onduidelijkheid over de verwachting en invulling rondom de overeengekomen zorg en begeleiding voorkomen.
Leerpunt 2 (m.b.t. evaluatie zorgplan)
De commissie adviseert een zorgplan periodiek en gezamenlijk te evalueren en er zorg voor te dragen dat die evaluatie schriftelijke vastgelegd wordt en als zodanig (tijdig) beschikbaar wordt gesteld aan partijen.
Leerpunt 3 (m.b.t. begeleiding en rapporteren op doelen)
Begeleiders dienen cliënten gestructureerd, doelgericht en zoveel mogelijk vanuit professionele standaarden, te begeleiden en dit zorgvuldig en volledig weer te geven in de rapportage, gericht op de doelen uit het zorgplan. Een goede rapportage draagt bij aan de borging van de kwaliteit van de ondersteuning.
Leerpunt 4 (m.b.t. toetsbaarheid)
Een zorgaanbieder dient zich toetsbaar op te stellen met betrekking tot de begeleiding, zorg en behandeling zoals die heeft plaats gevonden. Om daarin te voorzien dient de zorgaanbieder in voldoende mate het zorgdossier actueel te houden.