De zorgaanbieder biedt dagbesteding en begeleid wonen aan (jong)volwassenen met een beperking. De verzoeker woont al jaren bij de zorgaanbieder met een indicatie Beschermd Wonen. Omdat de verzoeker zelfstandig wil gaan wonen, wil hij overstappen naar een andere zorgaanbieder die hem gespecialiseerde begeleiding in zelfstandigheid en zelfredzaamheid kan bieden. De verzoeker zegt de zorgovereenkomst met de zorgaanbieder op en geeft daarbij aan in hetzelfde appartement te willen blijven wonen. De zorgaanbieder is het daar niet mee eens. Volgens de zorgaanbieder moet de verzoeker zorg bij de zorgaanbieder afnemen om in het appartement te blijven wonen. Dit is echter geen voorwaarde in de huurovereenkomst. De zorg bij de zorgaanbieder wordt beëindigd, maar de verzoeker blijft in het appartement wonen.
De verzoeker klaagt over de kwaliteit en het aantal momenten van begeleiding door de zorgaanbieder. De commissie vindt dit geschilonderdeel gegrond.
Er zijn aanmerkelijk minder uren begeleiding gegeven dan aangegeven was. De zorgaanbieder heeft deze uren wel in rekening gebracht en volledig betaald gekregen.
Belangrijke zaken die bij de verzoeker speelden zijn niet of onvoldoende opgemerkt en genoteerd, waardoor een goede overdracht tussen de begeleiders en goede begeleiding van de verzoeker op deze punten niet mogelijk was.
De begeleiding van de zorgaanbieder toont een gebrek aan visie, reflectie en inzicht voor de begeleidingsbehoefte van de verzoeker; van een methodische en doelgerichte aanpak is geen sprake.
Tot slot is niet gebleken dat voldoende begeleiding met betrekking tot de financiën is gegeven.
De onderdelen 2, 3 en 4 gaan over de gang van zaken en de opstelling van de zorgaanbieder rond de opzegging van de zorgovereenkomst. Ook deze geschilonderdelen zijn door de commissie gegrond verklaard.
De commissie oordeelt dat de reactie en de opstelling van de zorgaanbieder naar aanleiding van de opzegging van de zorgovereenkomst door de verzoeker onzorgvuldig zijn. De zorgaanbieder heeft in strijd gehandeld met de zorgplicht die op haar rust, omdat zij niet meegewerkt heeft aan een goede beëindiging van de zorg.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder op zoek had moeten gaan naar een andere woning voor de verzoeker zolang er onzekerheid was over de uitleg van de voorwaarden van de zorg- en huurovereenkomst, die door de zorgaanbieder zelf was ontstaan. Dat heeft verzoeker niet gedaan.
In het hele traject rondom de beëindiging van de zorgovereenkomst heeft de zorgaanbieder niet of onvoldoende rekening gehouden met het belang van de verzoeker en het belang van de verzoeker niet vooropgesteld.
De verzoeker vraagt een schadevergoeding, onder andere omdat hij door de begeleidingsuren die hij gemist heeft is benadeeld. De commissie is van oordeel dat sprake is van gemist immaterieel voordeel als gevolg van gederfde zorg en begeleiding, dat als schade voor vergoeding in aanmerking komt. Verder wordt het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.